Onlangs zijn op 4 juni 2012 in de Staatscourant gepubliceerd de door de Hoge Raad en het parket bij de Hoge Raad vastgestelde nieuwe reglementen voor de dagvaardingsprocedure (Stcrt. 2012, nr. 10676) en voor de rekestprocedure (Stcrt. 2012, nr. 10677) bij de civiele kamer van de Hoge Raad zoals die komen te luiden na inwerkingtreding van de Wet versterking cassatierechtspraak waarmee wordt ingevoerd de "selectie aan de poort" op grond van art. 80a lid 1 RO van zaken die ertoe doen (en een juridisch richtinggevende uitspraak rechtvaardigen) en die zaken die voortijdig kunnen worden uitgeselecteerd en de cassatieberoepen niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroep klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft dan wel niet tot cassatie zal kunnen leiden (acte clair of acte éclairé).
In de dagvaardingsprocedure ziet de selectieprocedure na aanbrenging van een nieuwe cassatiezaak er als volgt uit:
Verloop van het geding
6. De verweerder die is verschenen, krijgt de gelegenheid tot het nemen van een conclusie van antwoord. Deze conclusie kan dadelijk worden genomen. Desgevraagd kan daartoe een termijn worden verleend van ten hoogste vier weken.
7. Gelijktijdig met het nemen van de conclusie van antwoord kan incidenteel beroep in cassatie worden ingesteld. De eisende partij in het principale beroep krijgt desgevraagd een termijn van ten hoogste vier weken voor conclusie van antwoord in het incidentele beroep.Indien in de conclusie van antwoord een gemotiveerd beroep wordt gedaan op nietigheid van de dagvaarding of niet-ontvankelijkheid van de eisende partij in haar cassatieberoep anders dan op grond van artikel 80a RO, krijgt deze desgevraagd vier weken om daarop te reageren.
8.1 Na de eerst dienende dag wordt, aan de hand van de stukken die dan beschikbaar zijn, onderzocht of de betrokken zaak niet in aanmerking komt voor toepassing van artikel 80a RO. In beginsel op de derde rolzitting volgend op de eerst dienende dag doet de rolraadsheer, gehoord de procureur-generaal, mededeling van de uitkomst van dit onderzoek.
8.2 Tenzij op de voet van het bepaalde in 8.1 al is beslist dat artikel 80a RO niet voor toepassing in aanmerking komt, wordt nadat de conclusie van antwoord is genomen of, in voorkomend geval, nadat de conclusie van antwoord in het incidentele cassatieberoep is genomen, de in artikel 7 bedoelde reactie is gegeven dan wel nadat verstek is verleend, aan de hand van de alsdan daartoe over te leggen procesdossiers onderzocht of toepassing dient te worden gegeven aan artikel 80a RO.
8.3 Na de ontvangst van de procesdossiers worden deze aan de procureur-generaal ter hand gesteld en verleent de rolraadsheer hem een termijn van ten minste twee weken teneinde zich ter rolzitting mondeling of schriftelijk uit te laten over de toepasselijkheid van artikel 80a RO. Indien de procureur-generaal van oordeel is dat artikel 80a RO voor toepassing in aanmerking komt, geeft hij schriftelijk van dit standpunt blijk.
8.4 Na de bekendmaking van het standpunt van de procureur-generaal verwijst de rolraadsheer de zaak naar de meervoudige kamer voor de beslissing over de toepassing van artikel 80a RO, tenzij de rolraadsheer overeenkomstig het standpunt van de procureur-generaal oordeelt dat artikel 80a RO niet voor toepassing in aanmerking komt.
8.5 In het geval dat de procureur-generaal schriftelijk van zijn standpunt blijk heeft gegeven, kan iedere in cassatie verschenen partij binnen twee weken nadien een reactie op dat standpunt geven, bij brief gericht aan de voorzitter van de civiele kamer met gelijktijdig afschrift aan de wederpartij en de procureur-generaal.
8.6 De beslissing over het toepassing geven aan artikel 80a RO wordt ter rolzitting uitgesproken.
8.7 Indien het oordeel inhoudt dat geen toepassing wordt gegeven aan artikel 80a RO, stelt de Hoge Raad de verschenen partijen in de gelegenheid om voort te procederen. Iedere verschenen partij kan de rolraadsheer verzoeken een datum te bepalen voor schriftelijke toelichting of pleidooi. De rolraadsheer bepaalt terstond, respectievelijk na één week, deze datum.
In de rekestprocedure ziet de selectieprocedure na aanbrenging van een nieuwe cassatiezaak er als volgt uit:
Incidenteel cassatieberoep
7.1 Bij verweerschrift kan een verweerder tevens incidenteel cassatieberoep instellen. Het verweerschrift behelst in dat geval tevens de middelen waarop het incidenteel cassatieberoep steunt.
7.2 De griffier zendt onverwijld het verweerschrift tevens incidenteel cassatieberoep aan (iedere) verweerder in het incidenteel cassatieberoep.
7.3 Binnen drie weken na toezending van het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatiebe-roep kan de verweerder in het incidenteel cassatieberoep een verweerschrift indienen.
7.4 Indien de verweerder in het incidenteel cassatieberoep verzoekt om verlenging van de in 7.3 bedoelde verweertermijn, beslist de rolraadsheer, gehoord de wederpartij, of verlenging zal worden verleend. De beslissing op het verzoek om verlenging wordt schriftelijk aan partijen medegedeeld.
7.5 Indiening van een verweerschrift in het incidenteel cassatieberoep buiten de in 7.3 gestelde (of krachtens 7.4 verlengde) termijn wordt niet geaccepteerd, tenzij de Hoge Raad op grond van bijzondere omstandigheden anders beslist.Indiening van overige processtukken
8. Overige processtukken (bijvoorbeeld een proces-verbaal of een reactie op de conclusie van de procureur-generaal) worden ingediend ter griffie en (gelijktijdig en met vermelding hiervan aan de griffier van de Hoge Raad) door de indiener in afschrift toegezonden aan de andere in de procedure verschenen partijen.
Beroep op niet-ontvankelijkheid
9.1 Indien een der partijen in het verweerschrift concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het (incidenteel) beroep in cassatie anders dan op grond van artikel 80a RO, wordt de wederpartij in de gelegenheid gesteld binnen drie weken na verzending van het verweerschrift te reageren op die conclusie.
9.2 De reactie op het beroep tot niet-ontvankelijkheid dient door de indiener tevens per gelijke post gezonden te worden aan de advocaat van de wederpartij.
Beoordeling op de voet van artikel 80a RO
9a.1 Na het indienen van een verzoekschrift ter griffie wordt, in beginsel binnen drie weken na de ontvangst van het verzoekschrift en aan de hand van de stukken die dan beschikbaar zijn, onderzocht of de betrokken zaak niet in aanmerking komt voor toepassing van artikel 80a RO. Indien de rolraadsheer, gehoord de procureur-generaal, tot het oordeel komt dat artikel 80a RO niet voor toepassing in aanmerking komt, bepaalt hij dat wordt voortgeprocedeerd.
9a.2 De rolraadsheer doet aan de griffier mededeling van de uitkomst van het in het vorige lid bedoelde onderzoek. De griffier brengt die uitkomst, met inbegrip van de beslissing tot voortprocederen indien zulks door de rolraadsheer is bepaald, bij gewone brief ter kennis van de verzoeker en van de andere partijen die in de procedure bij de Hoge Raad of in de vorige instantie zijn verschenen.
9a.3 Nadat de termijn van drie weken voor het indienen van een verweerschrift als bedoeld in artikel 426b lid 3 Rv is verstreken, wordt de zaak naar de rol verwezen. Tenzij de rolraadsheer reeds heeft beslist dat artikel 80a RO niet voor toepassing in aanmerking komt, verleent hij ter rolzitting aan de in cassatie verschenen partijen een termijn van twee weken voor het overleggen van hun procesdossiers ten behoeve van een nader onderzoek naar de toepasselijkheid van artikel 80a.
9a.4 Na de ontvangst van ten minste één procesdossier verleent de rolraadsheer op de rolzitting aan de procureur-generaal een termijn van ten minste twee weken teneinde zich ter rolzitting mondeling of schriftelijk uit te laten over de toepasselijkheid van artikel 80a RO. Indien de procureur-generaal het standpunt inneemt dat artikel 80a RO voor toepassing in aanmerking komt, geeft hij schriftelijk van dit standpunt blijk.
9a.5 Na de bekendmaking van het standpunt van de procureur-generaal verwijst de rolraadsheer de zaak naar de meervoudige kamer voor de beslissing over de toepassing van artikel 80a RO, tenzij de rolraadsheer overeenkomstig het standpunt van de procureur-generaal oordeelt dat artikel 80a RO niet voor toepassing in aanmerking komt. In dit laatste geval bepaalt de rolraadsheer dat wordt voortgeprocedeerd.
9a.6 In een geval waarin de procureur-generaal schriftelijk van zijn standpunt blijk heeft gegeven, kan iedere in cassatie verschenen partij binnen twee weken nadien een reactie op dat standpunt geven, bij brief gericht aan de voorzitter van de civiele kamer met gelijktijdig afschrift aan de wederpartij en de procureur-generaal.
9a.7 De beslissing over het toepassing geven aan artikel 80a RO wordt ter rolzitting uitgesproken. Indien het oordeel inhoudt dat geen toepassing wordt gegeven aan artikel 80a RO, stelt de rolraadsheer de verschenen partijen in de gelegenheid om voort te procederen.
9a.8 De rolraadsheer kan indien een belanghebbende binnen de in artikel 426b lid 3 Rv bedoelde termijn voor het indienen van een verweerschrift zulks heeft verzocht, bepalen dat deze belanghebbende de beslissing over de toepassing van artikel 80a RO kan afwachten. In dat geval stelt de rolraadsheer de termijn voor het indienen van een verweerschrift nader vast op drie weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van de beslissing dat 80a RO niet voor toepassing in aanmerking komt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten