woensdag 20 juni 2012

Reglement civiele kamer voor prejudiciële vragen per 1 juli 2012

Op 4 juni 2012 is gepubliceerd het reglement prejudiciële vragen aan de civiele kamer van de Hoge Raad (Stcrt. 2012, nr. 10675) welk reglement tegelijkertijd met de gelijknamige wet in werking treedt per 1 juli 2012 en betrekking heeft op de behandeling van zaken waarin op de voet van art. 392 Rv. door een daartoe bevoegde lagere (feiten)rechter - rechtbank of gerechtshof - een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad is gesteld.

De prejudiciële procedure maakt mogelijk dat niet alleen procespartijen in de lopende civiele rechtsgang schriftelijk of mondeling toelichting kunnen geven om de Hoge Raad hun standpunt nader toe te lichten, maar ook derden met tussenkomst van een cassatie-advocaat schriftelijk of mondeling reageren op de door de lagere (feiten)rechter gestelde, voor gelijksoortige andere zaken relevante, rechtsvragen als bedoeld in art. 393 e.v. Rv.

De wijze waarop prejudiciële vragen bij de Hoge Raad worden behandeld tot de conclusie van de Procureur-Generaal ziet er als volgt uit:
Aanvang procedure bij de Hoge Raad3.1 De griffier van het gerecht dat een prejudiciële vraag heeft gesteld, zendt een afschrift van die beslissing toe aan de griffier van de Hoge Raad. De griffier van de Hoge Raad bevestigt de ontvangst.
3.2 De griffier tekent de ontvangst van een verzoek om beantwoording van een prejudiciële vraag aan in een register dat ter griffie wordt bijgehouden. De griffier doet van de ontvangst mededeling op de website van de Hoge Raad.
3.3 De griffier stelt de beslissing in handen van de Eerste meervoudige kamer van de Hoge Raad en van de procureur-generaal.
Voortvarende behandeling
4. De Hoge Raad ziet erop toe dat de procedure met voortvarendheid wordt gevoerd.
Overlegging stukken
5.1 De Hoge Raad kan de griffier van het gerecht dat een prejudiciële vraag heeft gesteld, in elke stand van het geding om overlegging verzoeken van afschriften van de andere op de procedure betrekking hebbende stukken.
5.2 De Hoge Raad kan eveneens aan partijen verzoeken bepaalde, op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen en alle inlichtingen te verstrekken welke hij nodig acht.
Aanstonds afzien van beantwoording6.1 Indien de Hoge Raad, gehoord de procureur-generaal, aanstonds van oordeel is dat de vraag zich niet leent voor beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing, of dat de vraag van onvoldoende gewicht is om beantwoording te rechtvaardigen, beslist de Hoge Raad van beantwoording af te zien.
6.2 De griffier zendt een afschrift van die beslissing aan het gerecht dat de prejudiciële vraag heeft gesteld, alsmede aan partijen.

Schriftelijke opmerkingen
7.1 In andere gevallen wordt aan partijen, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier weken na ontvangst van de beslissing als bedoeld in artikel 3.1, een termijn verleend van zes weken voor het indienen van schriftelijke opmerkingen. Partijen worden hiervan door de griffier bij gewone brief in kennis gesteld. De kennisgeving vermeldt dat schriftelijke opmerkingen dienen te worden ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad en dienen te worden ingediend ter griffie van de Hoge Raad.
7.2 Aan partijen wordt geen gelegenheid gegeven tot het geven van een schriftelijke of mondelinge toelichting, tenzij anders wordt bepaald op de voet van artikel 10.
8.1 De Hoge Raad kan, hetzij aanstonds, hetzij nadat partijen schriftelijke opmerkingen hebben gemaakt, bepalen dat ook anderen dan partijen in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijke opmerkingen te maken. Daartoe wordt een termijn verleend van vier weken, tenzij de Hoge Raad anders bepaalt. Deze personen of instellingen worden daartoe door de griffier uitgenodigd bij gewone brief, met afschrift aan partijen.
8.2 Indien de Hoge Raad een openbare oproep tot het maken van schriftelijke opmerkingen nodig oordeelt, beveelt hij de publicatie op de website van de Hoge Raad van de prejudiciële vraag en van de termijn waarbinnen opmerkingen kunnen worden ingediend. De Hoge Raad kan publicatie in een andere vorm bevelen.
8.3 De in lid 1 bedoelde brief van de griffier en de in lid 2 vermelde publicatie vermelden dat schriftelijke opmerkingen dienen te worden ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad en dienen te worden ingediend ter griffie van de Hoge Raad.
8.4 Aan anderen dan partijen wordt geen gelegenheid gegeven tot het geven van een schriftelijke of mondelinge toelichting.
9.1 Schriftelijke opmerkingen gaan vergezeld van zoveel afschriften als er partijen zijn.
9.2 Schriftelijke opmerkingen die niet door een advocaat bij de Hoge Raad zijn ondertekend of niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ingediend, worden ter zijde gelegd.
9.3 Partijen krijgen gelegenheid zich uit te laten over schriftelijke opmerkingen die door de andere partijen en schriftelijke opmerkingen die op de voet van art. 8 door anderen dan partijen zijn ingediend. Daartoe wordt een termijn verleend van twee weken.
9.4 De griffier zendt onverwijld afschriften van de ingekomen schriftelijke opmerkingen aan partijen en aan het gerecht dat de prejudiciële vraag heeft gesteld.
9.5 In de brief waarmee de griffier afschriften van ingekomen schriftelijke opmerkingen aan partijen toezendt, vermeldt hij de datum waarop de termijn van twee weken voor uitlating als bedoeld in lid 3 een aanvang neemt.

Schriftelijke of mondelinge toelichting10. Indien het belang van de zaak dit geraden doet voorkomen, kan de Hoge Raad, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van partijen, de advocaten van partijen gelegenheid geven tot het geven van een schriftelijke of mondelinge toelichting.
11.1. Indien gelegenheid wordt gegeven tot het geven van een schriftelijke toelichting, stelt de Hoge Raad de datum vast waarop de schriftelijke toelichtingen uiterlijk ter griffie moeten zijn ingediend. De griffier stelt partijen ten minste vier weken van te voren bij gewone brief in kennis van de termijn waarbinnen de schriftelijke toelichting moet worden ingediend.
11.2. Schriftelijke toelichtingen kunnen ook worden gegeven door een andere advocaat dan de door partijen gestelde advocaat bij de Hoge Raad.
11.3. Schriftelijke toelichtingen gaan vergezeld van zoveel afschriften als er andere partijen zijn.
11.4. De griffier zendt onverwijld afschriften van de schriftelijke toelichtingen aan de andere partijen die een advocaat bij de Hoge Raad hebben gesteld en aan het gerecht dat de prejudiciële vraag heeft gesteld.
12.1. Indien gelegenheid wordt gegeven tot het geven van een mondelinge toelichting, bepaalt de Hoge Raad plaats, dag en uur van de zitting. De griffier stelt partijen en anderen die schriftelijke opmerkingen hebben gemaakt, ten minste vier weken van te voren bij gewone brief in kennis van plaats, dag en uur van de zitting.
12.2. Mondelinge toelichtingen kunnen ook worden gegeven door een andere advocaat dan de door partijen gestelde advocaat bij de Hoge Raad.
12.3. De Hoge Raad kan degenen die op de voet van artikel 8 door tussenkomst van een advocaat bij de Hoge Raad schriftelijke opmerkingen hebben gemaakt, uitnodigen ter zitting aanwezig te zijn teneinde over hun opmerkingen te worden gehoord.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten